Godfried van Melveren

De eerste en enige Truiense martelaar

 In Melveren, en meer bepaald in de Keelstraat, wordt de heilige Godfridus op handen gedragen. Hij heeft er ook een kapel(letje) waar de buurt zorg voor draagt en een herdenkingsplek in de straat die zijn naam kreeg, de Sint-Godfriedstraat. En in de Trudo Federatie wordt hij op handen gedragen want hij is de enige heilige martelaar van Sint-Truiden.

 

Godfried Coart werd in de Keelstraat te Melveren geboren in 1512. Enkele dagen later werd hij in de H. Drievuldigheidskerk van Melveren gedoopt. Godfried Coart was een telg van de adellijke familie Coart in het prinsbisdom Luik. Hij groeide op in het kasteel van Melveren, het vroegere restaurant "Aen de Kerck van Melveren".

Bij zijn intrede in het klooster van de Minderbroeders, die al heel lang in Sint-Truiden aanwezig waren op dat ogenblik, behield hij zijn doopnaam, terwijl zijn familienaam, zoals gebruikelijk, vervangen werd door de naam van de plaats van herkomst: Godefridus Mervelanus, in het Nederlands 'Godfried van Mervel in 't landt van Luyck'.

 

Naar de noordelijke Lage Landen bij de zee

Na zijn studies aan het franciscanencollege te 's-Hertogenbosch (Nederland) en na zijn priesterwijding werd hij benoemd in het klooster van Gorcum (Gorinchem, Nederland). Over zijn verblijf daar tot aan de godsdienstoorlogen is er weinig bekend, in eenvoud en anonimiteit werkend zoals alle minderbroeders.. Hij was er o.a. koster en biechtvader en zeer geliefd bij de plaatselijke bevolking. Hij drukte prentjes van heiligen die hij uitdeelde. Hij schilderde ook.

Godfried Coart werd op 9 juli 1572 te Gorcum met achttien van zijn collega's ter dood gebracht door de Watergeuzen, onder bevel van Willem II van der Marck van Lummen.

Na zijn marteldood ontwikkelde de familie Coart een verering voor hem. De familievader kreeg sindsdien steeds de voornaam Godfried. De straat waar het kasteel van Melveren staat, werd hernoemd tot Sint-Godfriedstraat.

 

De Martelaren van Gorcum

De geschiedenis van de Martelaren van Gorcum speelde zich af ten tijde van de opstand in de Nederlanden tegen Spanje. Een strijd voor onafhankelijkheid, maar er liepen vooral religieuze motieven doorheen, die steeds scherper werden bij het begin van de Tachtigjarige Oorlog. De Beeldenstorm raasde in 1566 door de Nederlanden. In 1567 stelde Alva de gehate Raad van Beroerten in, die de opstandelingen en beeldenstormers streng berechtte. Op 1 april 1572 werd Den Briel (Brielle) ingenomen door de watergeuzen, onder aanvoering van Lumey (Frans voor Lummen). Door dit succes kreeg de opstand voet aan de grond in de Noordelijke Nederlanden.

Vooral de clerus en de katholieke godsdienst waren het mikpunt van de geuzen. Kloosters werden gesloten. In verschillende plaatsen werden priesters en religieuzen vermoord. Velen van hen zochten daarom een veilig onderkomen, als de geuzen in aantocht waren.

 

Gevangen door de watergeuzen

Op 26 juni 1572 gaf pater Nicolaes Pieck, die overste was van het franciscanenklooster van Gorcum , aan hen die het wensten de toestemming om veiliger oorden op te zoeken. Slechts twee paters maakten daar gebruik van. Ondertussen werden de bibliotheek en de gewijde vaten in veiligheid gebracht in de 'blauwe toren', waar ook iedereen zich terugtrok die zich bedreigd voelde. Toch werden de priesters en de kloosterlingen gevangen genomen door de geuzenvloot die op 27 juni 1572 Gorcum innam.

De priesters en kloosterlingen werden bijeengebracht in een zaal waar ze door de geuzen en aanhangers beschimpt werden. Vandaar werden ze naar de gevangenis gevoerd en opgesloten in een smerig onderaards hol waar ze op de grond moesten neerzitten. Tegen de avond kwamen de geuzen eten brengen, maar speciaal omdat het vrijdag was boden zij vlees aan. Geen van de gevangenen heeft er van willen eten.

 

Gefolterd

Op zaterdag 28 juni 1572 heeft een eerste foltering van gardiaan Nicolaes Pieck plaats. Wanneer op zeker moment enkele geuzen pater Pieck eerst het voorhoofd verschroeid hadden en daarna een brandende kaars in zijn mond hadden gestoken, zei hij tegen de dokter die hem, met veel medelijden, moest verzorgen : 'Kom, kom, Jezus heeft wel heel wat meer uitgestaan.'

Bijna twee weken lang werden ze gefolterd, getreiterd en verleid om hun geloof af te zweren. De laatste nacht voor hun overbrenging naar Den Briel (Brielle, Nederland), werden de gevangenen twee aan twee vastgebonden. Daarna moesten zij in processie door Gorcum trekken, terwijl zij het Te Deum moesten zingen. Onderweg werden zij door dronken vrouwen vernederd en beschimpt.

Op 6 juli 1572 vertrokken zij met een vrachtschuit naar Dordrecht met watergeuzen als bewakers. Een dag later kwamen zij met dit vrachtschuit aan in Den Briel. Hier werden zij opgewacht door de beruchte Lumey. Ook hier volgden weer allerlei vernederingen en pijnigingen en weer dezelfde processie.

 

Proces en ophanging

Op 8 juli 1572 heeft het proces plaats. Eerst probeert men hen het primaatschap van de paus te doen loochenen. Als dat niet lukt wordt de bijbel erbij gehaald om hen te doen bekennen dat er op het altaar alleen maar brood en wijn aanwezig zijn en niet het lichaam en bloed van Christus. Maar ze bleven trouw aan de leer van de Eucharistie.

In de nacht van 9 juli 1572 werden ze naar Rugge gebracht, even buiten Brielle. Het klooster van Rugge werd kort tevoren door de geuzen in brand gestoken, maar de turfschuur stond nog overeind. Daar zullen ze gehangen worden, beslisten de beulen.

Die nacht werd dan het gruwelijke lot voltrokken : dood aan de strop. Terwijl de soldaten met ladders de touwen aan de lange steunbalk en de dwars-bint van de turfschuur vastmaakten, bemoedigden Claes Pieck, Lenaerd Veghel, Jeroen van Weert, Nicasius van Heeze en Godfried van Melveren hun jongere metgezellen.

Zij wezen hen erop dat na een slechts zeer kortstondig lijden hun de hemelse zegepraal zou ten deel vallen. Onmiddellijk zouden zij na hun dood opgenomen worden in de glorie van hun Goddelijke Meester. Aldus biddend , smekend en vermanend bereidden zij zichzelf en hun volgelingen voor op het einde.

 

Marteldood

De terechtstelling nam meteen een aanvang. De gevangenen werden ontdaan van de touwen waarmee zij aan elkaar waren vastgebonden en beroofd van hun laatste kledingstukken. Het was een ontluisterend schouwspel. In de door fakkels verlichte ruimte waren de vurige striemen en de bloedige verwondingen op de naakte lijven van de priesters duidelijk waarneembaar.

Gardiaan Pieck werd als eerste aangewezen om te worden gehangen. Daarop volgden alle anderen hem op dezelfde weg, als eerste Godfried van Melveren, die met de koord om de hals luidop bad: 'Heere verghevet hen want sy weeten niet wat sy doen'. Samen met zijn 18 medebroeders stierf hij de marteldood. In 1867 verklaarde paus Pius IX hen heilig. Hun feest wordt gevierd op 9 juli, de dag van hun marteldood.

 

Reageren? Aanvullingen? Verbeteringen? Positieve feedback? Via contact steeds welkom

 

Het kapelletje in de Keelstraat in Melveren, opgericht aan zijn geboortehuis

 Willem II van der Marck de Lumey (van Lummen).

Schilderij gemaakt in opdracht van paus Pius IX.

De laatste Gardiaan van het minderboedersklooster in Sint-Truiden, pater Frans Cuypers, met de relieken van de Martelaren van Gorcum.