De abdijmolen

Abdijmolen wachtte 25 jaar op restauratie 

De Cicindria is een beek die ontspringt op een hoogte van 120 meter nabij de taalgrens in Hasselbroek, een gehucht van Jeuk. De bron van de Cicindria bevindt zich bij het Kasteeldomein van Hasselbroek.  

De Cicindria stroomt in noordelijke richting en mondt uit in de Melsterbeek in de buurt van Melveren. Ze loopt via Buvingen, Muizen en Kerkom-bij-Sint-Truiden richting Sint-Truiden. Ter hoogte van het voormalige militaire vliegveld stroomt de beek onder de landingsbaan door. 

In het centrum van Sint-Truiden is de beek nagenoeg volledig overwelfd. Nabij het begijnhof loopt de Cicindria weer bovengronds. Enkele honderden meters verder stroomt de Cicindria in de Melsterbeek, een zijrivier van de Gete.  

Het was een erg belangrijke beek, want ze leverde water in de stad en water was leven, drinken, wassen en plassen, vee drenken en de moestuin begieten. Er werden ook tal van watermolens op gebouwd. Een van die molens was de Abdijmolen in de Abdijstraat.  

 

Een ontploffing, alles weg 

Op woensdag 5 augustus 1992 werd heel Sint-Truiden uit zijn slaap gerukt. Om 02.20 uur was het alsof er een zware bom in de stad viel. Maar het was de Cicindria die ontplofte. Ter hoogte van de abdij hadden zich methaangassen in de overwelfde beek opgehoopt. Wellicht ging het om organisch afval in de beek dat door de warmte waren gaan gisten. De hele handel ontplofte. De aanpalende gebouwen liepen voor miljoenen (toen nog Belgische) franken schade op. Een deel van de abdijmuur stortte in en het Cicindriahotel, in de buurt van de ontploffing, werd ontruimd. Daar vertoonde de muur barsten en waren zowat alle ruiten gesneuveld. De explosie maakte een spoor van vernieling van een kilometer, het Hoevemuseum in de 17de -eeuwse abdij hoeve en de abdijmolen waren er het ergst aan toe.  

 

De Stinkbeek 

De Cicindriabeek was al jaren een doorn in het oog van de Truienaars. De geur van vers fruit was ver zoek en bij warm weer hing er een ondraaglijke stank van rottend vlees in de buurt van de beek die door een deel van het centrum liep, ook al was het ondergronds.  

Het nieuws, dat iedereen toen eigenlijk al vermoedde, volgde enkele dagen later. Er werd een proces-verbaal opgesteld tegen het Vilbeluik (Smets-Usé). De provinciale milieu-inspectie voerde een onderzoek en leek uit te komen bij Smets-Usé. Het bedrijf, dat vooral dierlijke kadavers verwerkte, loosde afvalwater in de beek. Maar ook de Erdal en de fruitveiling gebruikten de beek voor dezelfde doeleinden. Smets-Usé, vooral gespecialiseerd in beenderverwerking, legde echter in het voorjaar van 1995 de boeken neer. Slecht nieuws voor de 75 werknemers, maar heuglijk nieuws voor het actiecomité in de buurt dat zich verzette tegen de stank van de werkzaamheden. Een echt bewijs van de schuld van Smets-Usé werd echter nooit geleverd. Wel bleek achteraf dat er overal schade was waar de ingekokerde beek langs kwam: gas- en waterleidingen waren beschadigd.  

 

Het belang van beek en molen 

De watermolen van de Sint-Trudo abdij was het meest zichtbare en meest aansprekende ankerpunt aan de Cicindria. 

Zonder de Cicindria was er geen abdij gekomen. En zonder abdij was Sint-Truiden niet ontstaan. Maar de abdij heeft ook de loop van de Cicindria beïnvloed. 

De abdijgemeenschap streefde naar zoveel mogelijk autonomie, wat inhield dat ze zelfvoorzienend moest zijn. Aan de hoeve waren een molen en een brouwerij verbonden. De graanmolen van de abdijsite werd aangedreven met de kracht van de Cicindria. 

De beek was ook erg belangrijk voor de begijnen. Het behandelen en bleken van linnen dat ze produceerden was gedurende eeuwen hun economische activiteit. Terwijl men de weg naar beneden en langs de beek afloopt, kan men zich voorstellen hoe de begijnen op een wasbord linnen gingen wassen om het vervolgens op het gras van de boomgaard te bleken te leggen. 

 

Eerste banmolen in de streek 

In documenten van de 7de eeuw werd al melding gemaakt van een watermolen in hout en leem in Sint-Truiden, gelegen tegenover de toenmalige abdijkerk, waarschijnlijk op Zerkingen. Een molen zorgde voor de economische onafhankelijkheid van de abdij en uiteraard voor de voedselvoorziening van de monniken. Later werd de molen belangrijk voor de streek. Volgens het Manuaal van abt Willem van Rijckel (1238) werd een molen gebouwd aan de abdij op de plek waar ze zich nu nog bevindt. Ze werd gepacht in 1252 en 1257-1258 door ene Egidius “de Serkingen” baljuw (1251-1296) en schepen (1252-1263) van de abt van Sint-Truiden (want Sint-Truiden was een stad met twee bazen). Later werd de abdijmolen een banmolen, de eerste in de regio. Dat lezen we in een document van vrijdag 10 juli 1304 waar schepenen, raadsleden, gezworenen van de ambachten en heel de gemeente van Sint-Truiden verklaren “dat Walter Bosch getuigd heeft, op verzoek van Adam, abt van de Trudoabdij, dat de brouwers van de stad verplicht zijn hun graan in de molen van de abdij te doen malen”.  

Vanaf 1491 wordt de molen opnieuw verpacht, nooit verkocht. Ze kreeg haar huidige vorm in 1767. De Cicindria zelf had ook toen al geen al te beste naam, men sprak zelfs van de Schijtbeek. In 1841 werd de abdijmolen, bij de opstelling van het kadaster, nog beschreven als een “waterkoornmolen binnen de stad, gunstig gelegen, heeft een top draeiwerk en een paar molensteenen, in goeden staet, waer doch niets anders dan rogge gemalen kan worden”. 

 

55 jaar niks gedaan   

De ontploffing had ook gevolgen voor de gewone mens: de stoep in de abdijstraat werd afgesloten, er was instortingsgevaar, kortom de veiligheid was in het gedrang. En toch duurt het 25 jaar voor aan deze kankerplek in het hartje van het stadscentrum iets gedaan wordt 

De ramp gebeurde onder CVP-burgemeester Jef Cleeren, maar we moeten toegeven dat je op anderhalf jaar tijd dergelijk dossier niet kan uitspitten. Jef verdween eind 1994 uit de burgemeesterszetel en ruimde de plaats voor de socialist Ludwig Vandenhove. Die bleef burgemeester tot eind 2012 maar aan de molen gebeurde niks! Burgemeester Veerle Heeren (CD&V) kwam in 2013 aan de macht. De schade indertijd bedroeg “vele miljoenen”, maar dat was een zaak voor verzekeringen. Toch kwam er eindelijk schot (sorry voor het woord) in de molen. In oktober 2015 startten de werken en op 28 januari kon de molen opnieuw aan het publiek voorgesteld worden en mochten voetgangers weer langs de stoep van de Abdijstraat passeren. Om het authentieke uitzicht te bewaren deed men beroep op de expertise van het Limburgs Agentschap Onroerend Erfgoed en aan de binnenzijde moest een metalen stut de muur stabiliseren. De vzw Abdij Stad en Regio zorgde voor een nieuw molenrad en daarmee was het molenleed voor een stukje geleden.  

 

En het Hoevemuseum? 
Niet echter het leed van het Hoevemuseum. Bij de ontploffing waren drie zalen nagenoeg vernield en het zwaargehavende gedeelte werd gesloopt. Een gedeelte van de collectie ging verloren. Rond 1996 werd de professionele omkadering afgebouwd. Kort daarna werd een bijgebouw, dat dienstdeed als depot, afgebroken. Enkele werktuigen werd in een loods in een deelgemeente opgeslagen. Wat hiervan moet komen, is koffiedik kijken. Het levenswerk van cultuurschepen Marcel Gelders (VLD) verdient echter een betere behandeling, en als men toch geen plannen heeft om ooit het museum opnieuw op te starten, dan zou men best de collectie cadeau doen aan het Fruitmuseum in Borgloon. Daar hebben de toeristen er tenminste nog iets aan!