Keizerlijke Commanderie

De erfenis van Georges Vandenborne is nog springlevend 

Wie herinnert zich nog Georges Vandenborne, van 1977 tot 1989 stadssecretaris van Sint-Truiden? Aangesteld onder burgemeester Firmin Aerts en gepensioneerd in 1989 onder burgemeester Jef Cleeren? De man die steevast door de oppositiegroep, de Plus-groep, indertijd steevast ‘sir George’ genoemd werd en zijn stad het ‘Aerts-paradijs’? 

Hij werd geboren in 1924 en overleed in 2008. Hij was landbouwregent maar had een loopbaan in de administratie op het ministerie van Justitie (1942), ontvanger van het OCMW (1949), ontvanger van het stadsbestuur (1968) en stadssecretararis (1977).

From the bottom to the top. 

Als stadssecretaris had Georges Vandenborne een stevige hand in het ontstaan van het Sint-Truidens verenigingsleven, en de verenigingen die hij boven de doopvont hield, zijn nu, bijna 50 jaar na hun stichting, nog even springlevend. En belangrijk is ook even de diversiteit van die verenigingen even te bekijken: handel, carnaval, landbouw, erfgoed, folklore zowel als fruitteelt genoten van zijn organisatietalent. Even een lijstje. In 1968 stichtte hij het Stedelijk Feestcomité, in 1970 de Verenigde Handelaars, in 1969 de Raad van Elf, in 1971 de Orde van de Commeduur, en in 1975 De Keizerlijke Commanderie van de edele Haspengouwse Fruyteniers en hun Gastronomie waarvan hij tot zijn dood actief lid bleef. 

Commanderie en Commeduur

Vooral in de twee laatste verenigingen vinden we een gemeenschappelijk woord terug: Commeduur en Commanderie. Hiermee drukte Georges Vandenborne de stempel van zijn afkomst op de geschiedenis. Hij was afkomstig van Bernissem, de vroegere Commanderij van de Duitse Teutoonse ridderorde (ze waren zowel geestelijke als ridder-verdediger), die afhing van Alden Biezen. Nu hebben beide verenigingen, de Orde van de Commeduur en de Keizerlijke Commanderie, totaal niks met mekaar te maken, tenzij hun naam. “Drinken als een commandeur” was in Sint-Truiden meer dan een spreekwoordelijke uitdrukking en ook een duidelijke referentie naar het carnavalsgeweld en de nodige drinkgelagen en het plezier die de dagen voor de vasten inluidden. Vandaar de Orde van de Commeduur, die al 50 jaar paraat staat voor de organisatie van het Sint-Truidens Carnaval. 

De Keizerlijke Commanderie is dan weer een vereniging die in zijn schoot mensen verenigt uit de wereld uit de fruittelerswereld, het veilingwezen, het wetenschappelijk onderzoek, de handel, de industrie en sociale en politieke organisaties met als doel de promotie van het Haspengouws fruit en het uitdragen van alles wat Sint-Truiden en omgeving kan promoten. 

Maar beiden vinden hun oorsprong in de Commanderij van Bernissem en in de voormalige ridders van de Teutoonse Orde maar ook in het organisatietalent van Georges Vandeborne. Hij was ook auteur, weliwaar anoniem, in het Stedelijk Informatieblad Hier en Nu waarbij volkse legendes tot leven bracht. De legende van de Hussepoel, de legende van het ‘Vuerpjaad’, de Heksenkring aan de Rozebrug en de legende van de Commeduur, over de brand in Bernissem in 1880. Die willen we u niet onthouden. 

Met andere woorden, de erfenis van Georges Vandenborne ging veel verder dan een nette stadsadministratie, en zijn “kinderen” zijn allemaal nog springlevend. 

De legende van de Commeduur 

“Uchtern” zuchtte de totaal versleten vrouw gelaten, “dat wordt niet meer gedaan. De mensen hebben geen tijd meer om avond aan avond gedurende de lange wintermaanden dicht bijeen rond het haardvuur te kruipen. De televisie heeft de legendes verjaagd. Vroeger, toen ik jong was, vertelde mijn grootmoeder nog al die oude verhalen. Eerst verplichtte ze iedereen geduldig in de vlammen te staren, wel een uur lang. Er werd weinig gesproken. De mannen gaven de brandewijn door. De vrouwen naaiden tevreden omdat het klein grut weer voor een paar uren verzadigd was aan aardappelen met melksaus. Vroeger…”  

Haar blik richtte zich weer op de vlammen, als zocht ze daarin het antwoord op die onbegrijpelijke beschaafde, kille 20ste-eeuwse wereld, en dat antwoord kwam… We tuurden nu allemaal in de vlammen, we wilden zien wat de oude vrouw zag… 

“Kent ge de hoeve van Bernissem”? Ze zweeg even maar niemand onderbrak haar. We zochten het antwoord van die kronkelende slangen. “Jaren geleden kon je de hoeve al van ver zien liggen als je in de richting van Terbiest wandelde. De hoge bomen piekten als een beschermende haag rond de hoeve, maar dat belette niet dat hier en daar vlekjes verweerd baksteen tussen de takken glinsterden. Ze had er altijd al gestaan zo lang als ik leefde, zo lang als mijn grootmoeder leefde. We wisten wel dat de Tempeliers er eeuwen en eeuwen geleden hun “kommeduur” strenge gehoorzaamheid verschuldigd waren. Bernissem was een kommanderij van de Teutoonse ridderorde, een van de vele. En de kommeduur, de “comthur” noemden de ridders hem, was geliefd bij zijn mensen en bij de bevolking. De jaren regen zich aaneen tot een snoer van rustige eeuwen en toen gebeurde het…” Eén vlam spetterde plots hoog op, het hout knetterde en wierp gensters de kamer in. Gefascineerd bleven we de vlammen fixeren. 

“De Fransen kwamen”. Even keek de oude vrouw op. “Er zijn er velen geweest, maar toen mijn grootmoeder nog een jonge stevige vrouw was (ze moet toen vijftien of zestien jaar geweest zijn) waren de Fransen in het land. Napoleon wierp heel Europa aan zijn voeten. Het ene decreet na het andere ontnam onze mensen hun vrijheden. Ook de Truiense ridderorde werd ontbonden. Bernissem werd een suikerfabriek. De boeren uit de omgeving meden haar zoveel mogelijk want Bernissem stierf voor hun ogen”. 

De oude vrouw leek voor onze ogen in elkaar te schrompelen. “De fabriekslui zorgden niet voor het landgoed. Bernissem werd niet met liefde behandeld. Voor hen was de hoeve slechts een opeenhoping van bakstenen en pannen, toevallig bruikbaar als fabriek. Zo een houding vroeg om ongelukken. Toen mijn grootmoeder zowat twintig jaar was, sloeg de brandklok op zekere nacht alarm. In hun lange onderbroeken holden de mannen naar de plaats van het onheil: van ver zag je het vuur al boven de bomen uitslaan. Bernissem werd door de vlammen verwoest. Ook de vrouwen renden naar de hoeve toe en de kinderen sukkelden erachter aan. Met emmers, kommen, ketels en pannen werd gezeuld om te redden wat er te redden viel. Te laat echter… het ogenblik kwam dat de toegeschoten boeren het moesten opgeven, machteloos stonden ze daar toen te kijken hoe de eeuwenoude hoeve onder hun ogen tot puin verviel, tot plotseling… een bloedrood waas zich verspreidde op de plaats waar voorheen de kapel stond. Er ging een rilling door het publiek maar toch bleven ze aan de grond genageld staan. Voor hun ogen ontplooide het bloedrode waas zich tot een prachtig misgewaad en boven het misgewaad verschenen heel vaag het hoofd en de gelaatstrekken van de laatste kommeduur. Toen zagen ze ook zijn handen, twee lijkwitte handen in een zegenend gebaar boven een kelk gestrekt. De kommeduur las de mis! De kommeduur nam wraak! 

De baldadigheid van Napoleon was eindelijk gewroken! Vol eerbied volgden de omstaanders de plechtigheid. Toen het vuur in de ruïne uitdoofde, verlieten ze in alle stilte de plaats van het onheil. De kommeduur kon voor eeuwig rusten…” 

 

 

 

De Keizerlijke Commanderie op audiëntie bij koning Filip.

 

 

Zegel van de Ciommanderie van Bernissem

 

 

De Limburgse gouverneur Landmeeters wordt eregrootmaatschalk

 

 

De Haspengouwe fruiidichters

 

 

 

 

 

 

Carfnaval zit Truienaren in het bloed. Zelfs in geel en blauw.