De Eucheriuskapel

De Eucheriuskapel, een pareltje van Maasromaanse stijl 

 

In Brustem staat een beauty van een kapel, de Eucheriuskapel, waar ook de heilige Bertilia onderdak heeft gevonden.  

Eucherius werd in Orléans geboren. Rond 714 trad hij in als monnik in het klooster van Jumièges. In 721 werd hij bisschop van Orléans. In 733 werd hij door Karel Martel (diens kleinzoon is Karel de Grote) naar  Keulen 

verbannen, omdat hij de inbeslagname van kerkelijke eigendommen door de  Frankische hofmeier had durven aanklagen. Uw wereldlijke broodheren spreek je niet ongestraft tegen, zelfs al ben je een heilig man.

 

Verbannen naar Sint-Truiden 
In Keulen maakte Eucherius zich echter zeer geliefd, waarna Karel hem onder de hoede stelde van graaf Robert I van Haspengouw. De rest van zijn leven bracht Eucherius door in de in Haspengouw gelegen abdij van Sint-Truiden, waar hij in een geur van heiligheid overleed.

Eucherius werd in de abdijkerk van Sint-Truiden naast de stichter van de abdij, de heilige Trudo, begraven. Bij zijn graf, dat al snel een trekpleister werd voor pelgrims, zouden vele wonderen zijn gebeurd.

 

Twee heiligen 
De Eucheriuskapel in Brustem werd waarschijnlijk in de 12de eeuw opgericht door de abdij van Sint-Truiden en dan ook toegewijd aan een van de grote “kostwinners” van de abdij. Maar omdat de H. Bertilia, één van de Drie Gezusters van Zepperen, Ordingen en Brustem, geen bedehuis had voor haar eredienst, werd die toegevoegd aan de Eucheriuskapel: zij kreeg één altaar voor haar cultus. Naast de kapel was er trouwens ook een wonderbare waterput aanwezig, noodzakelijk om de commerce bij de bedevaarders te laten draaien. Maar het lijkt ons toch raar dat de beroemde heilige Bertilia niet eens een kapel(letje) heeft in Brustem, laat staan een kerk!

In 1449 werd de kapel herbouwd door de Brustemse gilde van Onze-Lieve-Vrouw, een broederschap van lakenwevers, kleersnijders en volders. Zij behielden de patroon Eucherius wellicht omdat de bouwers ook vaak bannelingen waren, die uit Vlaanderen verdreven werden en in Brustem de lakennijverheid invoerden. 

 

Te grondige restauratie 
Het is een Maasromaanse zaalkerk uit de 12de eeuw met drie traveeën, met een rechthoekig ten oosten gelegen koor met halfronde absis en zuidelijk gelegen sacristie. De ruwbouw is van tufsteen en restaurateurs waren vaak veel te voortvarend, getuige de spijtige herstelling van portaal en voorgevel in grijze baksteen in 1966. De kapel werd rond wel al 1880 grondig "gerestaureerd" met volledige wederopbouw van sommige gedeelten onder leiding van A. van Assche. 

 

Bokkenrijders 
In 1769 stalen dieven de gouden en zilveren kostbaarheden uit de Eucheriuskapel. Waarschijnlijk waren dat Bokkenrijders, die in 1774 onder andere bekenden dat zij hosties hadden gestolen. Kerkdiefstal werd toen beschouwd als een vorm van heiligschennis en hun straf was dan ook navenant. 

Rond de kerk was er ook een kerkhof, maar wie er begraven is kunnen we niet meer achterhalen, meer dan waarschijnlijk waren het de leden van de O.L.Vrouwegilde die de kapel ook rijkdommen gaven voor hun eigen zieleheil. 

 

Opgravingen 
In april 2015 gebeurden er archeologische opgravingen in de buurt van de kapel. De Sociale Bouwmaatschappij wilde er 22 sociale woningen bouwen. Talrijke sporen toonden aan dat het terrein zeer intensief bewoond was vanaf het einde van de prehistorie tot heden. Men vond er een maalsteen uit de Lineaire Band Keramiek, beschilderd aardewerk uit de IJzertijd, diverse munten uit de Romeinse tijd, een Karolingische mantelspeld (fibula) uit de Vroege Middeleeuwen, kortom bewijzen van het feit dat de bewoners hier behoorlijk welvarend moeten geweest zijn. En de werken aan de sociale woningen werd gedurende een heel jaar stilgelegd, tot coleire van de Bouwmaatschappij die hierbij heel wat huurinkomsten mis liep. 

 

Fransen in het ootje genomen 
Op zondag 3 juni 1798, een bedevaart zondag, waren er vele pelgrims voor de Drie Gezusters op het Kapelhof verzameld. De Fransen bezetters hadden dergelijke godsdienstige bijeenkomsten verboden en de Gendarmerie van Sint-Truiden had lucht gekregen van de overtreding. Op hun inspectietocht reden ze voorbij de molen van de “adjoint-au-maire” Jean-Leonard Coelmont in de Steenbrugstraat (nu de Geelstraat in Brustem). Daar stopten ze even om wat te drinken en de jonge Coelmont hield ze aan de praat terwijl zijn familie de bedevaarders in de kapel ging waarschuwen voor het komend onheil. Toen de Franse gendarmes op het Kapelhof arriveerden was de deur van de kapel op slot, de kaarsen gedoofd en de kapel verlaten. Ze keken vanop hun paarden door de vensters; maar konden niet verdachts bespeuren. Maar de drankgelegenheden van Brustem zaten die namiddag wel stampvol ... met bedevaarders naar de H. Bertilia!