Quillinus ... wie?

Beroemdste Vlaamse barokbeeldhouwer was … een Truienaar 

Een van de mooiste monumenten van Amsterdam is het stadhuis of “het Paleis aan de Dam”. En dat het zo mooi is, is dankzij een Truienaar, Artus Quellinus II (de jonge) die er het beeldhouwwerk voor produceerde met zijn atelier. Barokkunst van de bovenste plank, van de hoogste kwaliteit, wereldwijd geprezen maar wel sculpturen van Truiense hand. 

 

Waar woont Truienaar Tim Wellens? In Monaco. De reden? Waarschijnlijk de belastingen. Waar woont Truinoske Nina Derwael? In de Vlaanders. Waarom? De sport en de liefde. Waar woonde Truienaar Artus Quellinus? In Antwerpen. Waarom? Dat was toen het mekka van kunst en handel van de lage landen, daar was geld te verdienen. 

 

Latijn was de mode 
Artus Quellin (of Quellien, of Quellinck) werd geboren in Sint-Truiden op 10 november 1625 en 10 dagen later gedoopt in de Onze-Lieve-Vrouwkerk met als peter Christof Daemen, de deken OLV-kapittel, en als meter Anna Uittebroek.  Hij was de zoon van Arnoldus Quellin en Maria Morren. Hij stierf in Antwerpen op 22 december 1700 en werd 10 dagen later begraven in de Sint-Jacobskerk zoals de rest van zijn familie. Zoals de meeste kunstenaars in de tijd van de humanisten, verlatiniseerde zijn familie haar naam in Quellinus, klonk sjieker en commerciëler, net als zangers nu een Engelse naam hebben: Freddy Davis verkoopt beter dan Freddy Swijzen! Of zoals onze beroemdste Vlaamse componist Filip Vanbergen als Philippis De Monte grote sier maakte in Spanje en Italië.

 

In de leer bij zijn neef 
In 1650, toen hij 25 was, trok hij naar Antwerpen om de stiel te leren bij zijn neef, Artus Quellinus I (de oude). Tussendoor werkte hij met zijn neef aan het Amsterdamse stadhuis, reisde hij enkele jaren door Italië en deed er zeker Turijn, Firenze en Rome aan om er te leren en te werken. Pas in 1663, op 11 mei, werd hij Antwerps burger en vrijmeester van de Sint-Lucasgilde. 

 

Stamvader Erasmus Quellinus was ook Truienaar 
Hij stamde dus uit een kunstenaarsfamilie. Een voorouder, Erasmus Quellinus de oude werd ook in Sint-Truiden geboren, in 1584 maar stierf ook in Antwerpen in 1640. Hij wordt beschouwd als de stamvader van een belangrijke dynastie Antwerpse kunstenaars en is ook de vader van Artus Quellinus de Oude. Erasmus werd in 1606 meester van de Sint-Lucasgilde in Antwerpen en werkte mee aan de renovatie van het kerkmeubilair dat tijdens de beeldenstorm was vernield. De preekstoel van de Sint-Gummaruskerk in Lier is eveneens van zijn hand. 

 

Trouwen en op reis 
Nog maar pas in Antwerpen, werd de jonge Artus meester van de Sint-Lucasgilde en vanaf 1653 werkte hij mee aan de versiering van het Paleis op de Dam in Amsterdam. In dat jaar trouwde hij ook met Anna Maria Gabron en ze kregen drie zonen: Artus Quellinus III en Thomas die beeldhouwer worden en Cornelis die schilder zal worden. Toen hij voor enkele jaren naar Italië trok werd hij daar erg beïnvloed door Bernini, de man van het baldakijn in Sint-Pieters. Die invloed zorgde voor de introductie van losstaande altaren in de lage landen.  Vanaf dan stroomden de opdrachten voor grafmonumenten en kerkmeubelen zoals kansels, communiebanken en altaren vlotjes binnen in zijn atelier. 

 

Amsterdam 
Van 1652 tot, 1654 werkte hij met zijn neef aan de versiering van het stadhuis van Amsterdam. Het Koninklijk Paleis Amsterdam (bekend als het Paleis op de Dam en soms nog als het Stadhuis op de Dam) is een paleis op de Dam in de binnenstad van Amsterdam. Het paleis is in gebruik door het Koninklijk Huis als ontvangstpaleis en wordt gebruikt voor tentoonstellingen. 

Het werd tussen 1648 en 1665 gebouwd als stadhuis, naar ontwerp van architect Jacob van Campen, en ingewijd op 29 juli 1655. Het bouwwerk wordt gezien als Nederlands belangrijkste historische en culturele monument van de Gouden Eeuw. De Quellinussen zorgden er voor alle beeldhouwwerk, natuurlijk samen met de leerlingen uit hun aterlier. 

 

Enkele meesterwerken 
Een paar meesterwerken, buiten Amsterdam, van hem zijn de heilige Rosa van Lima en de praalgraven van bisschop Marius Ambrosius Capelo in de OLV-kathedraal in Antwerpen (1676) en van abdis Anna Catherina de Lamboy van de abdij van Herkenrode (1675) dat sinds 1802 in de Virga Jessebasiliek van Hasselt staat, een sculptuur van God de Vader voor de Brugse Sint-Salvatorkathedraal en het hoofdaltaar met de Apotheose van Sint-Jan in de Antwerpse Sint-Jacobskerk. 

Alle werken bespreken van onze stadsgenoot zou ons te ver leiden en tenzij we ons vergissen hebben we in onze stad geen werk van deze Truienaar, daarom komen we terug op het praalgraf van de abdis uit Herkenrode. 

 

Abdis de Lamboy 
In 1668 geeft abdis de Lamboy, bij leven, de opdracht voor een praalgraf. In 1675 is het klaar wanneer ze overlijdt. Onderaan bevindt zich de sarcofaag met de volgende tekst in de cartouche: "Sta even stil, reiziger, bij het marmeren gedenkteken dat ik bij leven oprichtte, voor mij en voor jou. Je vraagt: wie ik ben? Ik ben Anna Catharina de Lamboy, aan wie God in zijn goedheid 66 levensjaren schonk. Tweeëntwintig jaar lang heb ik het ambt van abdis bekleed. Tracht mijn stamboom niet na te trekken, want die is samen met mijn leven vergaan. Geloof mij, ik ben slechts een schaduw, want alles is vergankelijk, alleen het allerhoogste goed niet. Dit is het laatste wat ik je vraag, reiziger: bid voor mij, dat ik de eeuwige God mag aanschouwen. Overleden op 2 november 1675." 
Op een mat rust het lichaam van Christus met links een engel met de zweetdoek en rechts de abdis, geknield en in bewondering voor Christus. Het kostte indertijd 2800 Brabantse gulden, te betalen in drie termijnen volgens een contract uit 1668. De kunstenaar moest zelf bij de oprichting aanwezig zijn en de achterliggende nis moest in zwart marmer zijn, het mooiste dat er te vinden is. Een abdis met kapsones dus! 

Wat men dus in Antwerpen zegt of denkt: Artus Quellinus was een Truienaar, want eens Bink, altijd Bink! Maar een straatnaam heeft hij er nooit aan overgehouden.

Paleris Aan de Dam in Amsterdam

Praalgraf van bisschop Capelo

God de Vader

Praalgraf vanabdis de Lamboy